Indexatiebeleid

Gecontroleerd op:

De waarde van uw pensioen behouden

Wij streven ernaar uw pensioen jaarlijks te verhogen

Philips Pensioenfonds wil een pensioen bieden dat op de lange termijn zijn koopkracht behoudt. Zodat u er straks nog evenveel van kunt kopen als nu. Dat is onze ambitie. Om die ambitie te realiseren, is het van groot belang dat uw pensioen kan worden aangepast aan prijsstijgingen (voor pensioenontvangers en premievrije polishouders) en loonstijgingen (voor pensioenopbouwers). Dit noemen we ‘indexatie’.

Overzicht indexaties

Bijlage Grootte
57.32 kB
31 januari 2024
56.8 kB

Uw pensioen gaat per 1 april 2023 omhoog

Het Algemeen Bestuur heeft de pensioenverhoging per 1 april 2023 vastgesteld na afweging tussen het geven van zoveel mogelijk indexatie en het beschermen van de financiële buffer. Uit de afweging van het Bestuur volgt dat de pensioenen van pensioenontvangers en premievrije polishouders per 1 april 2023 omhooggaan met 4,0%. Hiermee wordt meer dan de helft van de prijsinflatie over het afgelopen jaar gecompenseerd. De opgebouwde pensioenen van de huidige pensioenopbouwers gaan omhoog met 2,1%, wat in lijn is met de looninflatie.

  • Pensioenontvangers en premievrije polishouders
     De verhoging van de ingegane en premievrije pensioenen per 1 april 2023 is 4,0%.
     
  • Huidige pensioenopbouwers
    De verhoging van de opgebouwde pensioenen per 1 april 2023 is 2,1%.

Tip! Kijk in MijnPPF voor onze brief met meer uitleg over het indexatiebesluit 2023.

Ga naar nieuwsbericht & vragen en antwoorden

Bestuur stelt jaarlijks vast hoeveel indexatie verantwoord is

Binnen enkele jaren gaat het pensioen in Nederland er anders uitzien als de Wet Toekomst Pensioenen wordt aangenomen. Het Bestuur wil dat elke deelnemer in dit nieuwe pensioenstelsel een goede start kan maken en dat tot aan het moment van overgang naar dat nieuwe stelsel de verschillen tussen deelnemersgroepen beperkt, uitlegbaar en fair zijn. Deze uitgangspunten zijn ook van belang voor het besluit dat het Bestuur jaarlijks neemt over de verhoging van de pensioenen. Lees hierover meer in ons magazine Generaties of in dit nieuwsbericht.

Evaluatie indexatiebeleid

In 2022 heeft het Bestuur het indexatiebeleid geëvalueerd, onder andere vanwege nieuwe pensioenregels die binnen enkele jaren van kracht worden. 

Meer hierover in ons magazine Generaties

Indexatiebeleid in het kort

Wilt u weten wanneer uw pensioen kan worden verhoogd? Lees dan deze informatie

Indexatieambitie

Wij proberen uw pensioen elk jaar te verhogen met de looninflatie (voor pensioenopbouwers) of met de prijsinflatie (voor pensioenontvangers en premievrije polishouders). Dit is onze ambitie die is vastgelegd in ons indexatiebeleid. Indexatie is geen vanzelfsprekendheid. Het Bestuur stelt jaarlijks vast of indexatie mogelijk is en zo ja, in welke mate. In hoeverre we onze ambitie kunnen waarmaken, hangt af van wat wettelijk mogelijk is op basis van onze financiële gezondheid. Daarnaast geldt dat we in 2026 met een goede financiële gezondheid willen overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel. De indexatie moet ook met het oog daarop verantwoord zijn.

Meer over Indexatieambitie

Indexatiestaffel

In ons beleid is de zogenoemde indexatiestaffel opgenomen. Deze staffel geeft weer wanneer en in welke mate indexatie (wettelijk) kan plaatsvinden en wanneer er sprake is van verlaging van de pensioenen bij een bepaalde hoogte van de beleidsdekkingsgraad.

Meer over Indexatiestaffel

Indexatie pensioenopbouwers

Voor medewerkers van Philips, Signify en Versuni die op dit moment pensioen opbouwen, streeft het Pensioenfonds naar jaarlijkse verhoging van de opgebouwde pensioenen. Dat is belangrijk, zodat uw pensioen zijn waarde behoudt voor het moment dat u het gaat ontvangen.

Meer over Indexatie pensioenopbouwers

Indexatie pensioenontvangers

Voor diegenen die op dit moment een pensioeninkomen van Philips Pensioenfonds ontvangen, streeft het Pensioenfonds naar jaarlijkse verhoging van de pensioenen. Dit geldt ook voor degenen met premievrij pensioen (oud-medewerkers, die nog pensioen hebben bij het Fonds dat later tot uitkering komt).

Meer over Indexatie pensioenontvangers

Vragen flitswebinar april 2023

Tijdens het flitswebinar waarin het indexatiebesluit 2023 werd toegelicht zijn vragen gesteld. Deze vragen worden hier beantwoord.

In de wet ligt vast hoe een pensioenfonds moet vaststellen bij welke dekkingsgraad volledige indexatie mag worden gegeven. Dat betekent dat de financiële gezondheid dusdanig moet zijn, dat – op basis van bepaalde uitgangspunten over inflatie en rente – volledige indexatie mogelijk is, nu en in de toekomst. Deze grens is niet statisch en wijzigt in de loop van de tijd doordat inflatieverwachtingen en de rente wijzigen. Met welke uitgangspunten een pensioenfonds moet rekenen, wordt voorgeschreven door de toezichthouder De Nederlandsche Bank. Afgelopen jaar zijn de hoge inflatie en de gestegen rente verwerkt in die uitgangspunten. Doordat beide hoger zijn dan in het verleden, is de grens explosief gestegen naar 138,6% per 31 december 2022. Een jaar eerder was de grens nog 123,9%. De beleidsdekkingsgraad van Philips Pensioenfonds was eind 2022 128,8%*. Dat betekent dat de ruimte die er is om te verhogen wordt bepaald door het verschil tussen een dekkingsgraad van 110% (vanaf dat niveau is gedeeltelijke indexatie mogelijk) en 128,8% te delen door het verschil tussen een dekkingsgraad van 110% en 138,6%. Dat betekent dat 66% van de ambitie als pensioenverhoging gegeven mag worden: 66% van 7,6% (ambitie prijsinflatie voor pensioenontvangers en premievrije polishouders) komt uit op het wettelijk maximum van 5,0%.

Er zijn in 2022 versoepelde regels van kracht geweest waarmee een ruimere pensioenverhoging gegeven kon worden. Deze waren niet van toepassing ten tijde van onze besluitvorming over de indexatie per 1 april 2023. Hierover leest u meer in de vraag ‘Waarom maakt Philips Pensioenfonds geen gebruik van de soepele indexatieregels die andere pensioenfondsen hebben gebruikt voor hun indexatiebesluit van 2023?’

*De dekkingsgraad zoals hier vermeld wijkt af van de dekkingsgraad zoals later gepubliceerd in het jaarverslag 2022. Dit komt door een doorgevoerde correctie. De doorgevoerde correctie in de dekkingsgraad heeft geen invloed op het genomen indexatiebesluit van 2023.

Voor pensioenopbouwers: per 1 april 2023 is uw opgebouwde pensioen verhoogd met 2,1%. Dit is te zien in de Pensioenplanner sinds 5 april 2023. Per 1 april wordt ook jaarlijks uw zogenoemde pensioengrondslag aangepast. Dat is het deel van uw salaris waarover u pensioen opbouwt. Deze aanpassing is vanaf begin mei te zien in de Pensioenplanner. Dus salarisverhogingen tussen 2 april 2022 en 1 april 2023 zijn dan verwerkt in uw pensioengrondslag. Dit heeft invloed op het verwachte pensioen dat u terugziet in de Pensioenplanner.

Voor premievrije polishouders: per 1 april 2023 is uw premievrije pensioen verhoogd met 2,1%. Dit is te zien in de Pensioenplanner sinds 5 april 2023.

De pensioenen van pensioenopbouwers die met pensioen zijn gegaan na 1 april 2022, zijn op 1 april 2022 verhoogd met 1,6%, dat was de looninflatie bij Philips. Dat was een volledige indexatie volgens onze ambitie. De looninflatie was echter een stuk lager dan de prijsinflatie (7,4%), waardoor die groep inderdaad minder dan 12% aan indexatie heeft ontvangen. De gegeven indexatie is echter wel wat maximaal mogelijk was op basis van de afspraken die er zijn met de werkgever voor diegenen die nog in dienst zijn. Het was niet toegestaan om de pensioenopbouwers in 2022 meer indexatie toe te kennen dan wij gedaan hebben. Anderzijds was het voor ons ook geen reden om de indexatie voor de pensioenontvangers en premievrije polishouders te beperken.

Bij de afweging die het Bestuur nu jaarlijks maakt voor indexatie, kijken we naar de verschillen in indexatie tussen deelnemersgroepen sinds 2011. Dat was het eerste jaar in de historie van het Fonds waarin geen (volledige) indexatie gegeven kon worden. Dus vanaf 2011 hebben we per jaar gekeken wat we hebben gegeven aan pensioenopbouwers enerzijds en aan pensioenontvangers en premievrije polishouders anderzijds. Tot vorig jaar was het verschil 2,6% en als we ook 2023 meenemen, is dat verschil 4,5% in het voordeel van de pensioenontvangers en premievrije polishouders. In de onderstaande tabel ziet u de berekening van deze percentages terug:

Jaar

Toegekend opbouwers

Toegekend ontvangers/ polishouders

Verschil

2011

0,00%

0,00%

0,00%

2012

0,00%

0,00%

0,00%

2013

0,00%

0,00%

0,00%

2014

2,05%

0,30%

1,75%

2015

0,00%

0,00%

0,00%

2016

0,00%

0,00%

0,00%

2017

0,00%

0,00%

0,00%

2018

0,60%

0,60%

0,00%

2019

2,25%

0,75%

1,50%

2020

0,64%

0,64%

0,00%

2021

0,00%

0,00%

0,00%

2022

1,60%

7,40%

-5,80%

Subtotaal

7,14%

9,69%

-2,55%

2023

2,10%

4,00%

-1,90%

Totaal

9,24%

13,69%

-4,45%

Door het besluit om de ingegane pensioenen in 2023 niet met de volledige prijsinflatie te verhogen, loopt de indexatie-achterstand van de pensioenontvangers en premievrije polishouders op. Hiermee houden wij rekening bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Als reeds opgebouwde pensioenen onder het nieuwe stelsel gaan vallen, moet op dat moment de financiële buffer verdeeld worden. Bij het verdelen van die buffer houden wij rekening met de gemiste indexaties.

Hoe dat precies gebeurt en wat dat voor u betekent, is nu nog niet bekend. Definitieve besluitvorming over de verdeling van de buffer pas kan plaatsvinden, nadat besluitvorming over een groot aantal andere zaken binnen het nieuwe pensioenstelsel heeft plaatsgevonden. Als eerste moeten de werkgevers en vakorganisaties besluiten over de vraag of de nieuwe wettelijke pensioenregels ook gaan gelden voor alle reeds opgebouwde pensioenen (het zogenoemde ‘invaren’). Als hiervoor gekozen wordt, moet worden beoordeeld of het invaren evenwichtig plaatsvindt. Daarvoor is niet alleen van belang hoe de buffer verdeeld wordt, maar bijvoorbeeld ook of er middelen uit de buffer worden besteed (en zo ja hoeveel) aan een reserve (de zogenoemde ‘solidariteitsreserve’ of ‘risicodelingsreserve’) of aan het financieren van (een deel van) de compensatie voor pensioenopbouwers die nadeel ondervinden van de afschaffing van de doorsneesystematiek in het nieuwe pensioenstelsel. Voordat finale besluitvorming over invaren kan plaatsvinden, moet daarover ook advies worden ingewonnen bij het Verantwoordingsorgaan.

Als de nieuwe pensioenwet niet wordt aangenomen, gaan wij beoordelen wat we moeten doen met de tijdelijke maatregelen die we hebben getroffen met het oog op de voorziene overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Het lijkt daarbij logisch dat die maatregelen op dat moment worden afgeschaft, omdat de langere termijn dan weer belangrijk wordt.  Dat zou betekenen dat we dan weer teruggaan naar het oude en weer doorgaan zoals we dat deden voor de introductie van de nieuwe pensioenwet. Overigens zou dit voor de gegeven indexatie in 2023 niets meer betekenen, dat besluit is reeds genomen.

Bij ons besluit om in 2023 maximaal 4,0% indexatie te geven, hebben we ook gekeken naar wat andere fondsen hebben gedaan. We hebben dat, voor een juist beeld, gedaan door te kijken naar de pensioenverhogingen in de afgelopen 2 jaar. Dan zie je dat we met een pensioenverhoging van bijna 12% voor pensioenontvangers en premievrije polissen heel gemiddeld zitten wat betreft indexatie. We hebben hiervoor twee vergelijkingen gemaakt:

  1. Een vergelijking met 7 andere ondernemingspensioenfondsen:
    In vergelijking daarmee zitten we over 2022 en 2023 gezien iets lager.
  2. Een vergelijking met een bredere groep, waaronder ook de 5 grootste bedrijfstakpensioenfondsen:
    Dan zien we dat we met 12% iets meer hebben gegeven dan het gemiddelde.

Onze indexatie over 2022 en 2023 ligt dus heel erg in lijn met het gemiddelde. Een veelgehoorde vergelijking is met het ABP, die de pensioenen dit jaar met 12% hebben verhoogd. Onze indexatie over 2022 en 2023 bestond uit bijna 8% in 2022 en 4% in 2023, dus onze deelnemers hebben al sinds april 2022 een pensioen dat bijna 8% hoger is. Bij ABP was de indexatie in 2022 2,9%.

Het is ook goed om te benoemen dat wij op 1 april indexeren, en voor de prijsinflatie kijken naar de periode januari-januari. Veel andere fondsen verhogen de pensioenen per 1 januari en hanteren daarmee een andere periode voor de prijsinflatie. Dat betekent dat wij in 2022 de prijsverhogingen van eind 2021/begin 2022 al hebben meegenomen. Andere fondsen konden dat nog niet doen op 1 januari 2022 en hebben dat dit jaar gedaan. Ook daarom is het verstandig om voor een goede vergelijking naar twee jaar te kijken.

Indexatie is altijd een besluit van het Bestuur. Dat is niet gewijzigd. Tot 2015 was dat besluit zelfs volledig discretionair, wat betekent dat het Bestuur het besluit nam op basis van eigen inzichten. Sinds 2015 is er een indexatiestaffel, waarin vastligt wat normaal gesproken de indexatie zou zijn. Het Bestuur heeft daarbij altijd de mogelijkheid gehad om daarvan af te wijken.

Onze ambitie blijft in stand. Dat betekent dat we blijven streven naar een indexatie volgens onze ambitie, maar tegelijkertijd moeten we ook overwegen of het verantwoord is met het oog op de ingang van het nieuwe pensioenstelsel en andere bijzondere omstandigheden. Die afweging gebeurt met een startpunt dat kwantitatief wordt bepaald aan de hand van onze dekkingsgraad en het aantal jaren tot het nieuwe pensioenstelsel. Voor de indexatie in 2023 kwam de berekening uit op een startpunt van 4,0%. Daarna wegen wij een groot aantal feiten en omstandigheden kwalitatief af. Daarmee beoordelen we in hoeverre we het kwantitatief bepaalde startpunt moeten aanhouden, of juist naar boven of beneden moeten bijstellen. Over die afweging hebben wij verantwoording afgelegd in dit nieuwsbericht zodat elke deelnemer kan lezen op welke gronden het besluit genomen is.

De indexatieambitie van de pensioenopbouwers enerzijds en de pensioenontvangers en premievrije polishouders anderzijds is verschillend: looninflatie versus prijsinflatie. Wij kijken naar de situatie vanaf 2011, het jaar waarin wij voor het eerst niet (volledig) konden indexeren. Sindsdien zijn de lonen bij Philips met 27% gestegen terwijl de prijsinflatie 29% was. In de meeste jaren hebben wij de pensioenen niet (volledig) met de ambitie kunnen verhogen. De pensioenen van de pensioenopbouwers hebben wij in totaal met 9% verhoogd, die van de pensioenontvangers en premievrije polishouders met 14%. Het in de vraagstelling genoemde percentage van 40% kunnen wij niet plaatsen, bovendien wordt een vergelijking gemaakt tussen de indexatie-ambitie van de ene deelnemersgroep en de verleende indexatie van de andere groep. Dat zijn dus appels met peren.

Eén van onze doelstellingen is om het verschil in toegekende indexatie tussen pensioenopbouwers enerzijds en pensioenontvangers en premievrije polishouders anderzijds, niet veel verder te laten oplopen. Afgelopen twee jaren was er een groot verschil tussen de loon- en prijsinflatie. Daardoor is het verschil in gegeven indexaties opgelopen. Meer hierover leest u in de vraag ‘U geeft cijfers over inflatie en indexatie over de laatste 2 jaar. Wat zijn de cijfers over de laatste 5, 10 en 15 jaar?’. We houden het verschil van nu 4,5% in het voordeel van pensioenontvangers duidelijk in de gaten voor de toekomst, om te kijken welke indexatie er de komende jaren verantwoord is.

Als we kijken naar de gemiste indexatie, dus wat heeft een deelnemer gekregen en wat had deze deelnemer moeten krijgen volgens de ambitie, dan liggen deze inmiddels redelijk in lijn met elkaar. De indexatie-achterstand voor pensioenontvangers en premievrije polishouders is 16,2% en voor pensioenopbouwers 18,7%.

De indexatie-achterstand van de pensioenopbouwers lijkt dus hoger dan van de andere deelnemersgroepen. Dat komt door de voorgeschreven berekeningsmethode. Als je daadwerkelijk doorrekent, dan zijn er maar weinig pensioenopbouwers die meer indexatie-achterstand dan 16,2% hebben. In feite heeft iedereen straks een vergelijkbare indexatie-achterstand ten opzichte van de individuele ambitie: looninflatie voor de pensioenopbouwers, prijsinflatie voor de pensioenontvangers en premievrije polishouders.

Als het in werkelijkheid dan minder is, waarom wordt dat niet anders gepubliceerd? Dit is zoals aangegeven wettelijk voorgeschreven, de publicatie en communicatie moeten we zo doen zoals het op de website en in het jaarverslag staat.

In het Bestuur is expliciet ook gesproken over bijzondere groepen, zoals de groep oudere pensioenontvangers. Het is zonder meer waar dat deze groep meer gebaat is bij indexatie op korte termijn dan zekerheid voor de toekomst. Dat is ook een van de redenen dat we een balans zoeken tussen wat maximaal verantwoord is (ook voor de groep pensioenontvangers) om te zorgen dat de indexatie adequaat is. Als we over een langere periode naar deze groep kijken in vergelijking met andere deelnemers, zien we dat de groep oudere pensioenontvangers veelal eerder met pensioen konden gaan dan jongere deelnemers. Daarnaast hebben zij relatief gezien minder last gehad van de gemiste indexaties. Zij hebben namelijk een jaar of 20 het geambieerde pensioen ontvangen en alleen de laatste 11 jaar minder indexatie dan de ambitie gekregen. Een jongere gepensioneerde (bijvoorbeeld een 70- of 75-jarige) heeft sinds pensionering last gehad van gemiste indexaties. Het gemiddelde pensioen ten opzichte van de ambitie ligt daardoor bij oudere gepensioneerden hoger dan bij een jongere gepensioneerde.

Als u uit dienst gaat en een premievrije polis krijgt, is vanaf dat moment de indexatie voor pensioenontvangers en premievrije polishouders voor u van toepassing. Op dit moment hebben pensioenontvangers en premievrije polishouders over de voorliggende jaren 4,5% meer indexatie gehad dan de pensioenopbouwers. We voorzien dat we dit indexatieverschil tussen deze twee groepen wat gaan terugbrengen. Als u dan nu van pensioenopbouwer een premievrije polishouder wordt (of pensioenontvanger), dan kan dat inderdaad nadelig voor u uitpakken. U krijgt dan voortaan een indexatie die is gebaseerd op de prijsinflatie die mogelijk lager is dan de looninflatie bij Philips de komende jaren. CAO-partijen hebben een indexatie-ambitie afgesproken: prijsinflatie voor pensioenontvangers en premievrije polishouders, looninflatie voor de pensioenopbouwers. Wij mogen niet anders doen dan van die ambitie uitgaan. Binnen de verschillende deelnemersgroepen en tussen de pensioenontvangers en premievrije polishouders mag qua indexatie niet gevarieerd worden. Wij kunnen dus niet compenseren voor mensen die het betreft. We snappen dat dit extra vervelend is als uw dienstverband eindigt buiten uw keuze. Maar ongeacht de manier waarop iemand uit dienst is gegaan, premievrije polishouders en pensioenontvangers hebben een andere indexatie-ambitie dan pensioenopbouwers.

Het doel van renteafdekking is dat een pensioenfonds immuun wordt voor bewegingen in de rente. Hiervoor koopt het fonds dan derivaten. Het fonds is dan beschermd tegen rentebewegingen, door een combinatie van waardeontwikkeling van derivaten en waardeontwikkeling in de waarde van de pensioenverplichtingen. Als ervoor gekozen wordt om renterisico af te dekken ter bescherming tegen een rentedaling, en de rente gaat vervolgens omhoog, dan leidt dat tot verliezen op de derivaten. Belangrijk om te melden is wel dat als de rente stijgt, ook de pensioenverplichtingen in waarde dalen. Per saldo stijgt de dekkingsgraad dan iets.

Als we kijken naar de situatie bij Philips Pensioenfonds, zien we dat we een slecht beleggingsjaar achter de rug hebben in 2022. De dekkingsgraad is echter vrij stabiel gebleven. Dat was ook de bedoeling toen we in 2021 kozen voor de strategie van extra renteafdekking. Het is samengevat: een noodzakelijk gevolg van het hebben van renteafdekking dat bij een stijgende rente betekent dat het vermogen afneemt, maar dat daar een afname van de waarde van de pensioenverplichtingen tegenover staat. Daardoor blijft de dekkingsgraad stabiel. 

Wij hebben ervoor gekozen om het renterisico vrijwel volledig af te dekken, om het risico van een dalende rente op te vangen. Nu de rente in 2022 fors is gestegen, kun je achteraf zeggen dat we dat niet hadden hoeven te doen. Maar we wilden juist het risico van een dalende rente opvangen. Dat is gelukt doordat de dekkingsgraad stabiel is gebleven.

De sociale partners, dit zijn de werkgevers en vakorganisaties, gaan in beginsel over de indexatie-ambitie. En die is voor pensioenopbouwers de looninflatie bij Philips. Wij hebben in 2023 de volledige indexatie conform die ambitie toegekend. Het feit dat wij hebben gesteld dat 4,0% maximaal verantwoord is, raakt de pensioenopbouwers niet omdat de ambitie gerealiseerd is. Het is begrijpelijk dat u denkt ‘mooi dat de ambitie gerealiseerd is, maar de koopkracht gaat wel achteruit’. Daar kan het Pensioenfonds niet veel aan doen. Het is namelijk niet toegestaan om meer indexatie toe te kennen dan de indexatie-ambitie. De enige mogelijkheid is het volledig toekennen van indexatie, conform de ambitie. Verandering van de indexatie-ambitie is pas mogelijk als sociale partners daarover een besluit nemen en het bestuur van ons Fonds daar vervolgens mee instemt.

Grofweg heeft Philips Pensioenfonds 14.000 pensioenopbouwers (waarvan een kleine 1.000 arbeidsongeschikten met voortgezette pensioenopbouw, het restant verdeeld over Philips 9.500, Signify 2.500, Versuni een kleine 1.000), 48.000 pensioenontvangers (gepensioneerden en nabestaanden) en 33.000 premievrije polishouders.

Veelgestelde vragen

Wilt u nog meer weten?

Het is de ambitie van Philips Pensioenfonds om de ingegane en premievrije pensioenen jaarlijks te verhogen met de prijsinflatie, uitgedrukt in de ontwikkeling van de afgeleide consumentenprijsindex. Deze index wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Het is de ambitie van Philips Pensioenfonds om de opgebouwde pensioenen van medewerkers die nog in dienst zijn van Philips en Signify jaarlijks te verhogen met de looninflatie, uitgedrukt in de ontwikkeling van de collectieve schaalaanpassing binnen Philips (ook voor diegenen die werkzaam zijn bij Signify).

Als het Algemeen Bestuur besluit om de opgebouwde pensioenen te verhogen, gebeurt dat jaarlijks op een vast moment (op 1 april).

Philips Pensioenfonds streeft ernaar om uw pensioen jaarlijks te verhogen in verband met prijsstijgingen. Wij gaan daarvoor uit van de ‘afgeleide’ consumentenprijsindex die gepubliceerd wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. In dit cijfer zijn prijsontwikkelingen als gevolg van wijzigingen in productgebonden belastingtarieven niet meegenomen. De meeste pensioenfondsen gaan – net als Philips Pensioenfonds – uit van de afgeleide prijsindex.

Als de beleidsdekkingsgraad boven een wettelijk bepaalde grens ligt, kan inhaalindexatie worden gegeven. Dit mag dan alleen in kleine stapjes. Elk jaar mag het Pensioenfonds u een inhaalindexatie geven van eenvijfde deel van het aantal procentpunten dat de beleidsdekkingsgraad boven de wettelijke grens ligt. Deze grens is per 31 december 2022 138,6%. Een voorbeeld: als de beleidsdekkingsgraad 143,6% is, dan mag in dat jaar een inhaalindexatie van maximaal 1% (= 1/5 x 5%) worden gegeven. Dus als de totale gemiste indexatie 6,5% bedraagt, dan duurt het bij een continue beleidsdekkingsgraad van 143,6% 6,5 jaar voordat de gehele achterstand is ingehaald. Anders gezegd: er is gedurende 6,5 jaar een beleidsdekkingsgraad van 143,6% nodig, om de achterstand van 6,5% volledig te kunnen inhalen. Of inhaalindexatie ook echt mogelijk is, hangt dus af van de wettelijk voorgeschreven grens. Deze wettelijke grens varieert in de tijd, met name omdat ook renteontwikkelingen daarop van invloed zijn.

Vanaf 2011 tot heden is geen (volledige) indexatie toegekend. Het Algemeen Bestuur heeft een ambitie om volledige indexatie toe te kennen ter grootte van de prijsinflatie voor pensioenontvangers en ter grootte van de looninflatie voor pensioenopbouwers. Kijkend naar de afgelopen jaren, is tot en met 2023 ten opzichte van die ambitie een totale indexatie gemist van:
- 16,1% voor pensioenontvangers en premievrije polishouders
- 18,7% voor huidige medewerkers van Philips en Signify die pensioen opbouwen in het flex pensioen (cao en senior directors)
- 20,7% voor huidige medewerkers van Philips en Signify die pensioen opbouwen in het flex pensioen (executives)

Het flex pensioen van Philips Pensioenfonds is een collectieve beschikbare premieregeling met een onderliggende middelloonambitie. Vanwege de middelloonambitie is de hoogte van de pensioenuitkering niet alleen afhankelijk van het gemiddelde loon tijdens het werkzame leven, maar ook van de mate waarin tijdens de opbouwfase het opgebouwde pensioen wordt aangepast. Zo houdt het pensioen op langere termijn zijn waarde.

Het is de ambitie van Philips Pensioenfonds om de ingegane pensioenen jaarlijks te verhogen. De indexatie van de ingegane pensioenen is daarbij wel voorwaardelijk. Dat is het ook altijd geweest. Die voorwaardelijkheid betekent dat het Pensioenfonds niet verplicht is om uw pensioen te verhogen. Of en in welke mate deze verhoging plaatsvindt, is afhankelijk van besluitvorming door het Algemeen Bestuur. Daarbij beoordeelt het bestuur onder meer of en in hoeverre een verhoging verantwoord is, gelet op de financiële gezondheid van het Fonds en de mogelijke toekomstige ontwikkelingen daarin. Philips Pensioenfonds neemt ook in alle persoonlijke informatie over indexatie (wettelijk verplichte) teksten op om duidelijk te maken dat de indexatie van uw pensioen geen vanzelfsprekendheid is.

De financiële positie van Philips Pensioenfonds wordt onder andere beoordeeld aan de hand van de dekkingsgraad. Een dekkingsgraad van 100% betekent dat een pensioenfonds precies genoeg vermogen heeft om zijn huidige pensioenverplichtingen na te komen. Op onze website vindt u drie dekkingsgraden terug. Om te bepalen of uw pensioen verhoogd kan worden door indexatie is de ‘beleidsdekkingsgraad’ van belang.

- Actuele dekkingsgraad
De actuele dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen het vermogen van een pensioenfonds en de pensioenverplichtingen (alle nu en in de toekomst uit te keren pensioenen) die daar tegenover staan.

- Beleidsdekkingsgraad
Daarnaast wordt de dekkingsgraad ook op een andere manier vastgesteld, waarbij deze minder afhankelijk is van dagkoersen: dit is de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad wordt berekend door het gemiddelde te nemen van de actuele dekkingsgraden over de afgelopen twaalf maanden. Een pensioenfonds is wettelijk verplicht om de beleidsdekkingsgraad te gebruiken als basis voor bepaalde beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld beslissingen over indexatie. Daarnaast is de beleidsdekkingsgraad onder meer van belang om te bepalen of een pensioenfonds voldoende buffers heeft.

- Vereiste dekkingsgraad
De vereiste dekkingsgraad geeft aan hoe hoog de beleidsdekkingsgraad van een pensioenfonds wettelijk moet zijn. Is de beleidsdekkingsgraad gelijk aan de vereiste dekkingsgraad, dan beschikt het pensioenfonds over de wettelijk vereiste financiële buffer. Deze buffer dient om schommelingen in de waarde van de beleggingen en de verplichtingen op te vangen. De hoogte van de vereiste dekkingsgraad verschilt per pensioenfonds en is met name afhankelijk van het beleggingsbeleid. Hoe meer risico in het beleggingsbeleid wordt genomen, hoe hoger de vereiste dekkingsgraad.

Het indexatiebeleid van Philips Pensioenfonds is gebaseerd op de beleidsdekkingsgraad. Een pensioenfonds is wettelijk verplicht om de beleidsdekkingsgraad te gebruiken als basis voor bepaalde beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld beslissingen over indexatie. Deze is minder afhankelijk van dagkoersen, omdat deze het gemiddelde weergeeft van de actuele dekkingsgraden over de afgelopen twaalf maanden. In de indexatiestaffel kunt u zien wat de gevolgen zijn voor uw pensioen als de beleidsdekkingsgraad zich op een bepaald niveau bevindt.

In onze indexatieambitie is vastgelegd dat we ernaar streven de pensioenen van de pensioenontvangers en premievrije polishouders te verhogen met de prijsinflatie, uitgedrukt in de afgeleide consumentenprijsindex. Voor pensioenopbouwers is de ambitie om de opgebouwde pensioenen jaarlijks te verhogen met de looninflatie, uitgedrukt in de ontwikkeling van de collectieve cao-schaalaanpassing binnen Philips (ook voor medewerkers van Signify en Versuni). We voeren daarmee de regeling uit zoals deze aan de cao-tafel is afgesproken tussen de werkgever en de vakorganisaties. Ook de indexatie-ambitie is daar onderdeel van.

Als u het verevende ouderdomspensioen van uw ex-partner reeds ontvangt of als uw ex-partner niet meer bij Philips of Signify werkt, dan geldt de brief zowel voor het pensioen dat u ontvangt als voor het bijzonder nabestaandenpensioen. Heeft u een polis met bijzonder nabestaandenpensioen en is het verevend ouderdomspensioen nog niet tot uitkering gekomen, omdat uw ex-partner nog bij Philips, Signify of Versuni werkt? Dan heeft de brief alleen betrekking op het bijzonder nabestaandenpensioen. Het opgebouwde (verevend) ouderdomspensioen wordt verhoogd volgens het indexatiebeleid voor pensioenopbouwers. Dat betekent een verhoging per 1 april 2023 van 2,1%. In onderstaand overzicht is weergegeven welke indexatie van toepassing is voor uw pensioen.

 

Verevend ouderdomspensioen

Bijzonder nabestaandenpensioen

Uw ex-partner is
werkzaam bij Philips of Signify

2,1%

4,0%

Uw ex-partner is niet meer werkzaam bij Philips of Signify of is reeds met pensioen

4,0%

4,0%

Uw ex-partner is overleden

n.v.t.

4,0%

 

Wij betalen het pensioen van april 2023 uit op de eerste werkdag van april. Dat betekent dat uw pensioenbetaling inclusief de verhoging van 4,0% wordt overgemaakt op maandag 3 april 2023. Kort daarvoor ontvangt u ook de pensioenspecificatie (per post of digitaal via www.philipspensioenfonds.nl/mijnppf). Hierop ziet u het nieuwe brutobedrag en het bedrag dat u netto gaat ontvangen.

Alle pensioenontvangers ontvangen eind april 2023 het jaarlijkse Pensioenoverzicht waarin de verhoging van 4,0% is verwerkt. Dit geldt voor u als u een ouderdoms-, een nabestaanden-, een wezen- of een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt.

Per 1 april 2023 wordt uw opgebouwde pensioen verhoogd met 2,1%. Dit is te zien in de Pensioenplanner vanaf 5 april 2023. Per 1 april wordt ook jaarlijks uw zogenoemde pensioengrondslag aangepast. Dat is het deel van uw salaris waarover u pensioen opbouwt. Deze aanpassing is vanaf begin mei te zien in de Pensioenplanner. Dus salarisverhogingen tussen 1 april 2022 en 3 april 2023 zijn dan verwerkt in uw pensioengrondslag. Dit heeft invloed op het verwachte pensioen dat u terugziet in de Pensioenplanner.
 

Als u nog niet met pensioen bent, ontvangt u jaarlijks het Uniform Pensioenoverzicht dat is gebaseerd op uw pensioensituatie van 1 januari. De verhoging van uw pensioen wordt doorgevoerd per 1 april 2023. Deze verhoging ziet u daarom pas terug op het Uniform Pensioenoverzicht 2024. Dit overzicht ontvangt u medio 2024. De Pensioenplanner in MijnPPF is actueler en geeft vanaf medio april 2023 uw nieuwe pensioensituatie weer.

Het Bestuur wil de financiële buffer extra beschermen met het oog op de overgang naar het nieuwe stelsel. In het nieuwe pensioenstelsel gaat pensioen namelijk, meer dan nu, meebewegen met de economie. Een financiële buffer geeft de mogelijkheid om deelnemers te laten starten met een hoger pensioen of om een ‘reserve’ in te richten waarmee tegenvallers in de toekomst opgevangen kunnen worden. In alle gevallen komt de buffer uiteindelijk ten goede aan de deelnemers en is het dus in belang van die deelnemers dat de buffer bij de overgang zo hoog mogelijk is. Concreet kan de buffer worden gebruikt voor de volgende doelen:

  • De financiële buffer kan op het moment van overgang ten goede komen van de individuele pensioenpotten van de deelnemers. Hierdoor krijgen zij een hoger pensioen. En bij een wat hoger pensioen zijn dalingen van het pensioen wat makkelijker op te vangen dan bij een wat lager pensioen.
  • Het is ook mogelijk dat de aangesloten ondernemingen en de vakbonden het Fonds vragen om een deel van de buffer te gebruiken om een ‘reserve’ in te richten (de zogenoemde solidariteits- of risicodelingsreserve). Deze wordt dan ingezet in geval van tegenvallers in de toekomst.
  • Mogelijk wordt de buffer voor een deel ook gebruikt om die pensioenopbouwers die nadeel ondervinden van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, (deels) te compenseren.

Wettelijk gezien konden de pensioenen van pensioenontvangers en premievrije polishouders verhoogd worden met maximaal 5,0%. Door het Bestuur is vastgesteld dat maximaal 4,0% indexatie verantwoord is. Dat percentage ligt dus iets lager dan wat wettelijk mogelijk was.

Binnen enkele jaren gaat het pensioen in Nederland er anders uitzien als de Wet Toekomst Pensioenen wordt aangenomen. Het Bestuur wil dat elke deelnemer in dit nieuwe pensioenstelsel een goede start kan maken en dat op het moment van overgang naar dat nieuwe stelsel de verschillen tussen deelnemersgroepen op het punt van het opgebouwde pensioen, beperkt, fair en uitlegbaar zijn. In 2022 heeft het Bestuur stilgestaan bij de vraag wat de komst van dit nieuwe pensioenstelsel én de huidige bijzondere omstandigheden, zoals de hoge inflatie en de situatie op financiële markten, betekenen voor de verhoging van de pensioenen in de komende jaren. De uitkomst is dat het Bestuur vanaf 2023 jaarlijks vaststelt wat maximaal verantwoord is als het gaat om de verhoging van de pensioenen.  Dat heeft erin geresulteerd dat we de verhoging van de pensioenen van de pensioenontvangers en premievrije polishouders per 1 april 2023 iets lager hebben vastgesteld dan wettelijk toegestaan (4,0% in plaats van 5,0%).

Inhaalindexatie is alleen mogelijk als de beleidsdekkingsgraad zich boven een bepaalde wettelijke grens bevindt. Die grens was voor Philips Pensioenfonds ongeveer 138% per eind december 2022. De beleidsdekkingsgraad lag met 128,8% ruim onder deze grens. Daarbij is het goed het volgende te melden. Eind 2021 was inhaalindexatie mogelijk bij een beleidsdekkingsgraad van rond de 124%. Daarom kon in 2022 een stukje inhaalindexatie gegeven worden, namelijk 0,38% per 1 april 2022. Op dit moment ligt de wettelijke grens zoals hiervoor gemeld beduidend hoger. Dit komt omdat renteontwikkelingen en ook de inflatie daarop van invloed zijn.

Deze soepele indexatieregels konden toegepast worden bij indexatiebesluiten in 2022. Pensioenfondsen die de pensioenen per 1 januari 2023 hebben aangepast, hebben dat besluit eind 2022 genomen en konden zodoende gebruik maken van de soepele indexatieregels. Omdat wij onze pensioenen per 1 april verhogen en ons daarbij voor wat betreft de prijsinflatie baseren op ontwikkeling daarvan in periode januari tot januari, konden wij ons indexatiebesluit met betrekking tot de verhoging per 1 april 2023 niet in 2022 nemen. Ten tijde van ons indexatiebesluit waren de soepele indexatieregels niet toegestaan.

Los hiervan hebben wij eind 2022 besloten dat we jaarlijks vaststellen hoeveel indexatie maximaal verantwoord is. Waarom we dat doen, is toegelicht in dit artikel. Door deze keuze om niet meer te indexeren dan wij verantwoord vinden met het oog op het beschermen van de financiële buffer, heeft het nu geen meerwaarde om deze soepelere regels te gebruiken. Bij het bepalen van wat wij verantwoord vinden is van belang dat Philips Pensioenfonds een grijs Fonds is, met aanzienlijk meer pensioenontvangers en premievrije polishouders dan pensioenopbouwers. Elk procent pensioenverhoging voor de eerste groep zorgt daarom voor een flinke hap uit de financiële buffer.
 

Verder zou het verschil in toegekende indexatie tussen de pensioenopbouwers enerzijds en de pensioenontvangers en premievrije polishouders anderzijds ook meer toenemen dan wij evenwichtig vinden, indien we meer zouden indexeren dan 4,0%.

Overigens zien we dat pensioenfondsen die bij hun indexatiebesluit eind 2022 wel hebben gekozen voor de soepelere indexatieregels, na de indexatie hun buffer flink hebben zien krimpen. Voor Philips Pensioenfonds is één van de doelstellingen om de buffer te beschermen. Zo houden we ook ruimte over voor pensioenverhogingen in de komende jaren en om de deelnemers een goede start te laten maken in het nieuwe pensioenstelsel.
 

Om op een juiste manier te vergelijken met ‘de markt’, moet naar meer worden gekeken dan uitsluitend de indexatie van 2023. Zo hebben veel andere pensioenfondsen de prijsstijgingen van eind 2021 pas in 2023 meegenomen in de pensioenverhoging. Philips Pensioenfonds heeft de prijsstijgingen van eind 2021 al verwerkt in de pensioenverhoging per 1 april 2022. Daarom is het voor een juist beeld belangrijk om naar de totale verhoging over 2022 en 2023 te kijken. Het percentage van de pensioenverhoging van pensioenontvangers en premievrije polishouders van bijna 12% is vergelijkbaar met de totale verhoging bij veel andere pensioenfondsen over deze jaren. Een ander punt om naar te kijken, is de financiële gezondheid ná het doorvoeren van de indexatie. We zien dat veel andere fondsen minder hebben gekeken naar behoud van de financiële buffer. Zij hebben indexatie op korte termijn vooropgesteld en nemen daarbij voor lief dat ze met een beperktere financiële buffer richting het nieuwe pensioenstelsel gaan bewegen. Dat is dus duidelijk een andere beleidskeuze dan die wij hebben gemaakt.
 

De indexatie-ambitie van Philips Pensioenfonds is gebaseerd op de cao-schaalaanpassingen binnen Philips, ook voor diegenen die werkzaam zijn bij Signify en Versuni. Dit is zo vastgelegd in de pensioenregeling die is afgesproken tussen de werkgevers en de vakorganisaties.

Het korte antwoord op deze vraag is: omdat definitieve besluitvorming over de verdeling van de buffer pas kan plaatsvinden, nadat besluitvorming over een groot aantal andere zaken heeft plaatsgevonden. Als eerste moeten de werkgevers en vakorganisaties besluiten over de vraag of de nieuwe wettelijke pensioenregels ook gaan gelden voor alle reeds opgebouwde pensioenen (het zogenoemde ‘invaren’). Als hiervoor gekozen wordt, moet worden beoordeeld of het invaren evenwichtig plaatsvindt. Daarvoor is niet alleen van belang hoe de buffer verdeeld wordt, maar bijvoorbeeld ook of er middelen uit de buffer worden besteed (en zo ja hoeveel) aan een reserve (de zogenoemde ‘solidariteitsreserve’ of ‘risicodelingsreserve’ of aan het financieren van (een deel van) de compensatie voor deelnemers die nadeel ondervinden van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Voordat finale besluitvorming over invaren kan plaatsvinden, moet daarover ook advies worden ingewonnen bij het Verantwoordingsorgaan.

Philips Pensioenfonds voert een eventuele verhoging van uw pensioen jaarlijks door op 1 april. Philips Pensioenfonds hanteert de datum van 1 april, omdat dat aansluit bij de arbeidsvoorwaardelijke afspraken die binnen de onderneming Philips lopen. Ook de lonen worden bijvoorbeeld per 1 april verhoogd. En de basisgegevens voor pensioenopbouw worden eveneens jaarlijks per 1 april vastgesteld. Het vaste indexatiemoment van 1 april sluit daarop aan.

De verhoging van pensioenontvangers en premievrije polishouders is gebaseerd op het afgeleide prijsindexcijfer van januari tot januari. Dit cijfer is begin maart definitief bekend. Voor pensioenopbouwers is de verhoging gebaseerd op de collectieve schaalaanpassing bij Philips van 2 april van het voorgaande jaar tot en met 1 april van het lopende jaar. Jaarlijks in maart wordt bekendgemaakt met welk percentage de pensioenen per 1 april worden verhoogd. U ontvangt dan van ons een persoonlijke brief met een toelichting op het indexatiebesluit.

Gerelateerde informatie

Is onderstaande informatie voor u misschien ook interessant?

Nieuwsoverzicht

Lees het laatste nieuws, onder andere over de verhoging van uw pensioen door indexatie, op onze nieuwspagina.

Naar nieuws
Financiele positie

Financiële positie

Of verhoging van uw pensioen mogelijk is, is onder andere afhankelijk van de financiële gezondheid van Philips Pensioenfonds. Hoe staat het Fonds er op dit moment voor?

Naar Financiële positie