Naast volledige indexatie is op 1 april 2022 ook inhaalindexatie mogelijk
Philips Pensioenfonds heeft het jaar 2021 in goede financiële gezondheid kunnen afsluiten. Dat betekent goed nieuws voor al onze deelnemers: per 1 april 2022 verhogen we de pensioenen volledig door indexatie. Dat betekent voor pensioenontvangers en premievrije polishouders, in lijn met de indexatieambitie voor deze groep, een verhoging van 7,4%. Dit is de volledige prijsinflatie over de periode januari 2021 – januari 2022 op basis van de zogenoemde afgeleide consumentenprijsindex. Voor pensioenopbouwers is de verhoging, geheel conform de tussen sociale partners overeengekomen indexatieambitie, gelijk aan de CAO-schaalaanpassing bij Philips (ook voor medewerkers van Signify), namelijk 1,6%.
Naast deze reguliere verhogingen benutten we de maximale wettelijke ruimte om een stukje in te halen van de indexatie die in de voorgaande jaren is gemist. Dit leidt tot een extra verhoging van 0,38% (alleen voor zover er sprake is van gemiste indexatie).
Groot verschil tussen loon- en prijsinflatie intensief besproken in Bestuur
Het Bestuur is verheugd dat de pensioenen dit jaar volledig kunnen worden verhoogd. Maar het verschil tussen loon- en prijsinflatie was afgelopen jaar uitzonderlijk hoog. Dat stelde het Bestuur voor de vraag of dit verschil aanleiding zou moeten zijn om af te wijken van het bestaande beleid. De enige mogelijkheid die het Bestuur daarbij had, was het lager vaststellen van de indexatie van de pensioenen van de pensioenontvangers en premievrije polishouders. Het verhogen van de indexatie voor de pensioenopbouwers is wettelijk namelijk niet mogelijk.
Het Bestuur heeft hier uitvoerig over gesproken en uiteindelijk besloten dat het niet wenselijk is om de indexatie van de pensioenen van de pensioenontvangers en premievrije polishouders naar beneden bij te stellen. Onder andere om te voorkomen dat de pensioenontvangers, die de gevolgen van de hoge inflatie direct voelen in hun portemonnee en die de afgelopen jaren al indexatie hebben gemist, andermaal koopkracht zouden inleveren. Ook is meegewogen dat over een langere periode bezien het verschil in indexatie tussen de beide groepen niet zo groot is. Het Bestuur vindt wel dat, gezien deze bijzondere situatie, het indexatiebeleid geëvalueerd moet worden. In de onderstaande vragen en antwoorden lichten we dit nader toe.
Vragen en antwoorden
Lees hier meer toelichting
In onze indexatieambitie is vastgelegd dat we ernaar streven de pensioenen van de pensioenontvangers en premievrije polishouders te verhogen met de prijsinflatie, uitgedrukt in de afgeleide consumentenprijsindex. Voor pensioenopbouwers is de ambitie om de opgebouwde pensioenen jaarlijks te verhogen met de looninflatie, uitgedrukt in de ontwikkeling van de collectieve cao-schaalaanpassing binnen Philips (ook voor medewerkers van Signify en Versuni). We voeren daarmee de regeling uit zoals deze aan de cao-tafel is afgesproken tussen de werkgever en de vakorganisaties. Ook de indexatie-ambitie is daar onderdeel van.
De prijs- en looninflatie zijn vrijwel nooit aan elkaar gelijk. Terugkijkend naar de afgelopen 10 jaar was de gemiddeld verleende indexatie aan de pensioenopbouwers, zonder de dit jaar toegekende indexatie mee te nemen, 0,32% per jaar hoger dan de indexatie verleend aan de pensioenontvangers en premievrije polishouders. Nemen we de in 2022 toegekende indexatie mee, dan hebben de pensioenontvangers en premievrije polishouders over een periode van 10 jaar bezien gemiddeld 0,26% per jaar meer indexatie ontvangen dan de pensioenopbouwers.
De ‘prijsinflatie’ wordt bij Philips Pensioenfonds, net als bij de meeste andere pensioenfondsen in Nederland, gebaseerd op de ontwikkeling van de afgeleide consumentenprijsindex zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Pensioenfondsen hanteren verschillende periodes waarover deze ontwikkeling gemeten wordt. Dit hangt samen met de datum waarop pensioenfondsen de pensioenen verhogen (als dat mogelijk is). Ook is het zo dat het definitieve indexatiecijfer over een bepaalde maand pas enige maanden later door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd. Bij Philips Pensioenfonds worden de pensioenen, als indexatie mogelijk is, per 1 april verhoogd. Daarom hebben wij gekozen voor de periode januari-januari. Doordat Philips Pensioenfonds deze periode hanteert, is het indexatiepercentage dit jaar hoger dan bij veel andere pensioenfondsen die een andere periode hanteren. Dit komt doordat de (energie)prijzen vooral in de laatste maanden van 2021 fors zijn gestegen. Bij pensioenfondsen die de indexatie baseren op een andere periode, bijvoorbeeld oktober 2020 – oktober 2021, worden die maanden met hoge stijgingen van de (energie)prijzen pas volgend jaar meegenomen bij het bepalen van het indexatiepercentage. Daardoor zal normaal gesproken de indexatie volgend jaar bij ons weer wat lager zijn dan bij die andere pensioenfondsen.
Het is al sinds jaar en dag de ambitie van Philips Pensioenfonds om de pensioenen van pensioenontvangers en premievrije polishouders jaarlijks te verhogen met de prijsinflatie, uitgedrukt in de afgeleide consumentenprijsindex. De werkgevers en vakorganisaties hebben als uitkomst van cao-overleg enkele jaren geleden de wens bij het Fonds neergelegd om voor pensioenopbouwers de looninflatie te hanteren als basis voor de indexatie. Het Algemeen Bestuur heeft deze wens overgenomen. Daarbij is, zowel door sociale partners als het Algemeen Bestuur, bewust geaccepteerd dat er jaren of periodes kunnen zijn dat de prijsinflatie hoger is dan de looninflatie. Het afgelopen jaar was het verschil tussen loon- en prijsinflatie met 5,8 procentpunten echter historisch hoog. Een dergelijk verschil hebben we in de afgelopen 20 jaar niet gezien. Het grootste verschil in die periode was 2,3 procentpunten. Ook toen was de prijsinflatie hoger dan de looninflatie.
Het Bestuur heeft intensief gesproken over de vraag of het grote verschil in loon- en prijsinflatie afgelopen jaar aanleiding zou moeten zijn om af te wijken van het bestaande beleid. Daarbij ging het meer concreet om de vraag of de indexatie voor pensioenontvangers en premievrije polishouders naar beneden bijgesteld zou moeten worden. Het verhogen van de indexatie van pensioenopbouwers is namelijk wettelijk gezien niet mogelijk. In dat geval zou het Fonds meer uitkeren dan de indexatieambitie en dat is niet toegestaan.
Redenen van het Bestuur om het beleid toe te passen
Het Algemeen Bestuur heeft uiteindelijk besloten om dit jaar niet af te wijken van het indexatiebeleid en dus de prijs- en looninflatie volgens het beleid toe te passen. De redenen hiervoor waren:
- Kijkend naar de langere termijn is het verschil in toegekende indexatie tussen beide deelnemersgroepen niet zo groot. Zonder de dit jaar toegekende indexatie mee te nemen, was de gemiddeld aan de pensioenopbouwers toegekende indexatie in de afgelopen 10 jaar 0,32% per jaar hoger dan de indexatie verleend aan de pensioenontvangers en premievrije polishouders. Nemen we de in 2022 toegekende indexatie mee, dan hebben de pensioenontvangers en premievrije polishouders over een periode van 10 jaar bezien gemiddeld 0,26% per jaar meer indexatie ontvangen dan de pensioenopbouwers.
- Het Pensioenfonds wilde voorkomen dat de indexatieachterstand bij de pensioenontvangers verder oploopt. De pensioenontvangers zijn immers voor hun levensonderhoud afhankelijk van hun pensioen.
- Vorig jaar heeft het Bestuur besloten om in de aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel zoveel mogelijk gebruik te maken van nieuwe wettelijke regels voor indexatie, om de kans op volledige indexatie in de komende jaren te vergroten. Het zou tegen die achtergrond bezien niet logisch zijn om dit jaar geen volledige indexatie toe te kennen, nu dit gelet op de financiële positie van het Fonds (de beleidsdekkingsgraad was eind 2021 125,8%) mogelijk is zelfs zonder van die nieuwe regels gebruik te hoeven maken.
Het Bestuur heeft ook besloten dat bij keuzes die in aanloop naar het nieuwe pensioenstelsel gemaakt moeten worden, het verschil in indexatie tussen pensioenontvangers en premievrije polishouders enerzijds en pensioenopbouwers anderzijds, wordt meegenomen.
Het Algemeen Bestuur heeft in verband met het grote verschil tussen prijs- en looninflatie in het afgelopen jaar besloten om het indexatiebeleid te evalueren. Daarbij komt onder andere de vraag aan de orde wat te doen als er ook dit jaar weer een groot verschil tussen de prijs- en looninflatie blijkt te zijn. Als in 2023 dan wederom het beleid zou worden toegepast, zou dat er namelijk toe kunnen leiden dat het verschil in toegekende indexatie tussen de deelnemersgroepen over een langere termijn bezien wel aanzienlijk wordt. De vraag is of dat wenselijk is, mede tegen de achtergrond van het feit dat we over enkele jaren overgaan naar het nieuwe pensioenstelsel.
Hoeveel gemiste indexatie wij mogen geven, is vastgelegd in wettelijke regels. Pas als de beleidsdekkingsgraad boven een bepaalde wettelijk voorgeschreven grens uitkomt, mag gemiste indexatie worden ‘ingehaald’. Deze wettelijke grens varieert in de tijd, met name omdat ook renteontwikkelingen daarop van invloed zijn. Op 31 december 2021 was de grens voor Philips Pensioenfonds 123,9%. Inhaalindexatie mag bovendien alleen in kleine stapjes worden gegeven. Elk jaar mag het Pensioenfonds een bedrag aan inhaalindexatie uitgeven van 1/5 deel van het aantal procentpunten dat de beleidsdekkingsgraad boven die wettelijke grens ligt. De beleidsdekkingsgraad lag eind 2021 op 125,8%. Dat betekent dat wij in 2022, als we iedereen conform het beleid dezelfde inhaalindexatie toekennen, maximaal 0,38% (125,8% min 123,9% = 1,9% x 1/5) kunnen geven. Alle deelnemers die meer indexatie hebben gemist dan 0,38% (dat is de overgrote meerderheid), hebben recht op de volledige 0,38% van het opgebouwde pensioen aan inhaalindexatie. Als een deelnemer wel indexatie heeft gemist, maar minder dan 0,38% van het opgebouwde pensioen, dan ontvangt hij of zij het volledige gemiste bedrag aan inhaalindexatie. Is er helemaal geen indexatie gemist, dan bestaat er geen recht op inhaalindexatie. Dit geldt bijvoorbeeld voor deelnemers die recent in dienst zijn getreden bij één van de aangesloten ondernemingen.
De werkelijke indexatieachterstand van een deelnemer is mede afhankelijk van de datum van in- en eventueel uitdiensttreding en pensionering. Er zijn daarom veel verschillen tussen deelnemers op het punt van de indexatieachterstand. Dat maakt het uitvoeringstechnisch complex om daarmee rekening te houden. Verder is het in pensioenland niet gebruikelijk om te differentiëren op dit punt en is het de vraag of het juridisch mogelijk is. In verband met deze punten heeft het Fonds gekozen voor een beleid waarin, als inhaalindexatie mogelijk is, aan iedereen een gelijk percentage van zijn of haar pensioen als inhaalindexatie wordt toegekend, met als maximum de werkelijke indexatieachterstand.
- Bent u na 1 februari 2021, maar vóór 1 april 2021 deelnemer geworden?
Dan heeft u wel een verhoging van uw pensioen op 1 april 2021 gemist, maar de gemiste indexatie is lager dan 0,38% van uw opgebouwde pensioen. U ontvangt dan als extra inhaalindexatie de werkelijk gemiste verhoging. Hoeveel u precies heeft gemist, is individueel bepaald en vooral afhankelijk van uw salarisaanpassing per 1 april 2021.
- Bent u op of na 1 april 2021 in dienst getreden?
Dan heeft u geen verhoging gemist en krijgt u ook geen inhaalindexatie. Wij verhogen de pensioenen namelijk 1 keer per jaar, per 1 april.
De indexatie per 1 april 2022 heeft tot gevolg dat de actuele dekkingsgraad daalt met 7,7%-punt. Als we uitgaan van de actuele dekkingsgraad van eind februari 2022, dan betekent dat dat deze terugvalt van 131,3% naar 123,6%. Daarmee blijft de financiële positie van Philips Pensioenfonds ook na indexatie gezond. De verlaging heeft vrijwel geen direct effect op de beleidsdekkingsgraad, die het gemiddelde weergeeft van de actuele dekkingsgraden over de afgelopen 12 maanden. De beleidsdekkingsgraad zal de komende maanden door de indexatie naar verwachting wel gaan dalen. Medio april is op de website de dekkingsgraad van eind maart 2022 zichtbaar, waarin rekening is gehouden met de verhoging per 1 april.
Als u het verevende ouderdomspensioen van uw ex-partner reeds ontvangt of als uw ex-partner niet meer bij Philips of Signify werkt, dan geldt de brief zowel voor het pensioen dat u ontvangt als voor het bijzonder nabestaandenpensioen. Heeft u een polis met bijzonder nabestaandenpensioen en is het verevend ouderdomspensioen nog niet tot uitkering gekomen, omdat uw ex-partner nog bij Philips, Signify of Versuni werkt? Dan heeft de brief alleen betrekking op het bijzonder nabestaandenpensioen. Het opgebouwde (verevend) ouderdomspensioen wordt verhoogd volgens het indexatiebeleid voor pensioenopbouwers. Dat betekent een verhoging per 1 april 2024 van 4,0%. In onderstaand overzicht is weergegeven welke indexatie van toepassing is voor uw pensioen.
Verevend ouderdomspensioen | Bijzonder nabestaandenpensioen | |
Uw ex-partner is werkzaam bij Philips of Signify |
4,0% | 2,4% |
Uw ex-partner is niet meer werkzaam bij Philips of Signify of is reeds met pensioen | 2,4% | 2,4% |
Uw ex-partner is overleden | n.v.t. | 2,4% |
Wij betalen het pensioen van april 2024 uit op de eerste werkdag van april. Dat betekent dat uw pensioenbetaling inclusief de verhoging van 2,4% wordt overgemaakt op dinsdag 2 april 2024. Kort daarvoor ontvangt u ook de pensioenspecificatie (per post of digitaal via www.philipspensioenfonds.nl/mijnppf). Hierop ziet u het nieuwe brutobedrag en het bedrag dat u netto gaat ontvangen.
Alle pensioenontvangers ontvangen eind april 2024 het jaarlijkse Pensioenoverzicht waarin de verhoging van 2,4% is verwerkt. Dit geldt voor u als u een ouderdoms-, een nabestaanden-, een wezen- of een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt.
Per 1 april 2024 wordt uw opgebouwde pensioen verhoogd met 4,0%. Dit is te zien in de Pensioenplanner vanaf medio april 2024. Per 1 april wordt ook jaarlijks uw zogenoemde pensioengrondslag aangepast. Dat is het deel van uw salaris waarover u pensioen opbouwt. Deze aanpassing is vanaf begin mei te zien in de Pensioenplanner. Dus salarisverhogingen tussen 1 april 2023 en 2 april 2024 zijn dan verwerkt in uw pensioengrondslag. Dit heeft invloed op het verwachte pensioen dat u terugziet in de Pensioenplanner.
Als u nog niet met pensioen bent, ontvangt u jaarlijks het Uniform Pensioenoverzicht dat is gebaseerd op uw pensioensituatie van 1 januari. De verhoging van uw pensioen wordt doorgevoerd per 1 april 2024. Deze verhoging ziet u daarom pas terug op het Uniform Pensioenoverzicht 2025. Dit overzicht ontvangt u medio 2025. De Pensioenplanner in MijnPPF is actueler en geeft vanaf medio april 2024 uw nieuwe pensioensituatie weer.