Nieuws

De komende jaren op weg naar een goede start in het nieuwe stelsel

29 oktober 2021

De komende jaren op weg naar een goede start in het nieuwe stelsel

Binnen enkele jaren gaat pensioen in Nederland er anders uitzien. Dan wordt een nieuw pensioenstelsel van kracht. Voor onze deelnemers betekent dit dat zij, mogelijk al vanaf 1 januari 2024, een eigen ‘pensioenpotje’ krijgen waaruit pensioen wordt betaald. Het Bestuur van Philips Pensioenfonds heeft nagedacht over de vraag wat deze wijziging betekent voor het beleid van het Fonds. We hebben namelijk op korte termijn te maken met een nieuwe werkelijkheid. Het beleid van het Fonds is normaal gesproken gericht op de lange termijn. Maar door de aankomende stelselwijziging is er aanleiding om op enkele punten af te wijken van ons langetermijnbeleid. Het doel hiervan is om onze deelnemers een goede start te laten maken in het nieuwe pensioenstelsel. In dit bericht leest u welke besluiten het Bestuur heeft genomen voor de komende jaren.

Wat willen we bereiken op het moment van overgang naar een nieuw pensioenstelsel?

Centraal staat voor het Bestuur het doel dat alle deelnemers zo goed mogelijk starten in het nieuwe pensioenstelsel. Dat geldt voor diegenen die nog pensioen opbouwen, maar ook voor onze pensioenontvangers en premievrije polishouders. Hiervoor heeft het Bestuur twee concrete doelstellingen geformuleerd:

  • Voor alle deelnemers een pensioen dat zo dicht mogelijk ligt bij de ambitie

    Voor de pensioenen van onze deelnemers is een ambitie geformuleerd, namelijk een pensioen op basis van volledige pensioenopbouw en volledige indexatie. De doelstelling is om voor alle deelnemers te komen tot een pensioen dat bij overgang naar het nieuwe pensioenstelsel zo dicht mogelijk ligt bij deze ambitie. Daarbij is tevens belangrijk dat verschillen tussen deelnemers beperkt, uitlegbaar en fair zijn.
  • Een gezonde financiële situatie met een zo hoog mogelijke dekkingsgraad

    Een dekkingsgraad van 100% betekent dat een pensioenfonds precies genoeg vermogen heeft om zijn huidige pensioenverplichtingen na te kunnen komen. Bij een dekkingsgraad boven de 100% noemen we het gedeelte boven die 100% een reserve of financiële buffer. De actuele dekkingsgraad van het Fonds was eind september 127,7%. Er was dus een financiële buffer van 27,7%. Het Bestuur wil deze buffer met het oog op de overgang naar het nieuwe stelsel extra beschermen. Waarom het Bestuur deze keuze heeft gemaakt, leest u hieronder.

Combinatie van besluiten voor de komende jaren

Het Bestuur heeft vanwege de korte termijn tot de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel op drie terreinen nieuw beleid geformuleerd voor de komende jaren, gericht op het realiseren van de doelstellingen die hiervóór zijn genoemd.

Hieronder worden de verschillende besluiten genoemd, waarna deze verder worden toegelicht:

  1. Het doorvoeren van een aanpassing in het beleggingsbeleid om de huidige financiële buffer te beschermen;
  2. Zoveel mogelijk gebruikmaken van de nieuwe wettelijke regels over indexatie, waardoor de kans op volledige indexatie de komende jaren zeer groot is en er bij gedeeltelijke indexatie veel meer wordt geïndexeerd dan onder de huidige regels;
  3. Het beperken van de verlaging van de pensioenopbouw die bij voorzetting van het geldende beleid zou ontstaan door de huidige lage rente. Zo kunnen ook de jongere deelnemers uit komen op een pensioen dat zo dicht mogelijk ligt bij de ambitie.

1. Bescherming financiële buffer

Bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel komt de buffer waarschijnlijk voor een groot deel toe aan de persoonlijke pensioenpotjes van de deelnemers. Mogelijk wordt de buffer voor een deel ook gebruikt om die pensioenopbouwers die nadeel ondervinden van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel, (deels) te compenseren. In alle gevallen komt de buffer uiteindelijk ten goede aan (een deel van) de deelnemers en is het dus ook in het belang van die deelnemers dat de buffer bij de overgang zo hoog mogelijk is. De buffer is flink opgelopen sinds de forse dip in 2020 door de coronacrisis en bedroeg eind september 2021 27,7% van de totale pensioenverplichtingen. Daarmee heeft het Fonds een goede uitgangssituatie voor de overgang. Om deze goede uitgangspositie te beschermen, heeft het Bestuur besloten wat minder risico te nemen met onze beleggingen. Als de financiële ontwikkelingen de komende jaren tegenvallen, is de dekkingsgraad van het Fonds (en daarmee de buffer) daardoor beter beschermd dan wanneer we het beleggingsbeleid ongewijzigd zouden laten. Als financiële ontwikkelingen niet tegenvallen, hebben we door het gekozen beleid achteraf gezien iets minder geprofiteerd van die ontwikkelingen dan zonder beleidswijziging het geval zou zijn geweest. We gaan in dat geval echter nog steeds met een zeer goede dekkingsgraad (en buffer) over naar het nieuwe pensioenstelsel.

 

2. Meer zekerheid over de verhoging van de pensioenen door indexatie

Vanaf 1 januari 2023, en misschien zelfs al vanaf 1 januari 2022, gelden voor pensioenfondsen die gebruikmaken van het zogenoemde transitie-FTK, minder strenge indexatieregels. Al vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105% mag dan gedeeltelijk worden geïndexeerd. Volledige indexatie is mogelijk vanaf een beleidsdekkingsgraad van circa 107%. Onder de huidige regels mag het Fonds bij een beleidsdekkingsgraad onder de 110% helemaal niet indexeren en volledige indexatie kan pas vanaf een beleidsdekkingsgraad van 123%. Gelet op de huidige dekkingsgraad van het Fonds betekent dit dat de kans zeer groot is dat de pensioenen de komende twee jaar volledig kunnen worden geïndexeerd. Dat wil zeggen, worden verhoogd met de prijsinflatie voor pensioenontvangers en premievrije polishouders en met de CAO-verhogingen bij Philips voor pensioenopbouwers. Pensioenontvangers zien de verruiming van de indexatieregels direct terug in hun maandelijkse pensioenuitkering. Overigens wijzigt er met het transitie-FTK niets in de regels die gaan over het toekennen van inhaalindexatie. Dat kan bij Philips Pensioenfonds als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 123%. Of inhaalindexatie ook echt mogelijk is bij een beleidsdekkingsgraad boven 123%, hangt af van een wettelijk voorgeschreven grens. Deze wettelijke grens varieert in de tijd, met name omdat ook renteontwikkelingen daarop van invloed zijn.

3. Verlaging opbouwpercentage in 2022 en 2023 beperkt: opbouw 1,65%

Periodiek wordt door de werkgevers, samen met de vakbonden, besproken of het wenselijk is wijzigingen aan te brengen in de pensioenregeling. Onlangs hebben de werkgevers en de vakbonden besloten dat de regeling voor de komende periode niet wijzigt. Ook de werkgeverspremie wijzigt niet. Door de lage rente van dit moment zou dat laatste bij voortzetting van het geldende beleid tot een behoorlijke verlaging van de pensioenopbouw voor de werknemers van de aangesloten ondernemingen leiden. Het Bestuur van het Fonds heeft besloten die verlaging voor 2022 en 2023 te beperken. Dat past bij de genoemde doelstellingen en de andere genoemde maatregelen en is in lijn met wat op dit moment in de markt gebruikelijk is.

Hoe de pensioenopbouw er vanaf 1 januari 2024 gaat uitzien, is nog onderwerp van gesprek tussen de aangesloten werkgevers en de vakbonden. Mogelijk gaat er op die datum een pensioenregeling in die past binnen het nieuwe pensioenstelsel. Als de huidige pensioenregeling in 2024 nog steeds van kracht is, dan is het opbouwpercentage nog onzeker. Bij een gelijkblijvende rente in de komende jaren zal de pensioenopbouw in 2024 naar verwachting lager zijn dan de 1,65% die in 2022 en 2023 geldt.

Besluitvormingsproces en belangenafweging

In het besluitvormingsproces stond de vraag centraal hoe de eerder in dit artikel vermelde doelstellingen zouden kunnen worden bereikt. Het Bestuur heeft in dit verband een groot aantal beleidsopties de revue laten passeren. Voor alle opties is in kaart gebracht in hoeverre die zouden bijdragen aan het bereiken van de eerder in dit artikel vermelde doelstellingen. Met andere woorden: wat die opties op het moment van overgang naar het nieuwe pensioenstelsel zouden betekenen voor de pensioenen van de verschillende deelnemersgroepen (de pensioenontvangers, de pensioenopbouwers en premievrije polishouders) en voor de dekkingsgraad van het Fonds. Dit is gedaan om de belangen van die verschillende groepen goed tegen elkaar te kunnen afwegen. Uiteindelijk is gekozen voor de combinatie van maatregelen, die in dit artikel wordt toegelicht. Met deze maatregelen wordt het volgende bereikt:

  • Als de financiële ontwikkelingen de komende jaren tegenvallen, is de dekkingsgraad van het Fonds beter beschermd dan wanneer we het beleggingsbeleid ongewijzigd zouden laten. Dit is voor alle deelnemersgroepen van belang, maar met name voor de pensioenontvangers.
  • De pensioenen kunnen eerder en meer geïndexeerd worden wanneer de beleidsdekkingsgraad onder de 123% ligt. De kans is mede daardoor zeer groot, dat in de komende twee jaar volledige indexatie mogelijk is. Alle deelnemers van het Fonds profiteren hiervan. Pensioenontvangers zien dit direct terug in hun maandelijkse pensioenuitkering.
  • Pensioenopbouwers krijgen geen volledige opbouw, maar de verlaging van het opbouwpercentage blijft relatief beperkt zonder dat andere deelnemers van het Fonds daar een onevenredig groot nadeel van hebben.

Het Bestuur van het Fonds is van oordeel, dat op deze manier op een evenwichtige wijze rekening is gehouden met de belangen van alle deelnemersgroepen.

Positief advies van Verantwoordingsorgaan

Aan het Verantwoordingsorgaan van het Fonds is gevraagd advies uit te brengen over het besluit betreffende de pensioenopbouw voor de komende jaren. Het Verantwoordingsorgaan heeft daarover unaniem positief geadviseerd. Dit betekent dat het Verantwoordingsorgaan zich kan vinden in de door het Bestuur gemaakte belangenafweging. Zoals gezegd, hebben bij deze belangenafweging ook de overige hiervóór genoemde besluiten een belangrijke rol gespeeld.

At a glance

Bijlage Grootte
29 oktober 2021

Would you like to see at a glance what the decisions taken entail? Then take a look at this 'onepager'.

538.3 kB